Golfslag

Uit ZeilersWiki
Ga naar: navigatie, zoeken


Als wind langere tijd over een wateroppervlak strijkt, zal de wrijving of wrijvingskracht uiteindelijk golfjes gaan opbouwen. Tot op zeker hoogte mag je stellen, dat hoe meer wind er staat, hoe hoger de golven uiteindelijk zullen worden. Op open water is de uiteindelijke golfhoogte afhankelijk van een aantal factoren:

  • de windsnelheid
  • diepte van het water
  • de tijd waarop het windveld zijn invloed kon uitoefenen
  • de fetch, of windbaan, of de totale afstand aan de windzijde waarop de in richting constante wind zijn opbouwende invloed op de golven kon doen gelden. Praktijkvoorbeeld: de watersnood van 1953 was o.a. het gevolg van de betrekkelijk lange fetch op de Noordzee en Noorse Zee die ermee gepaard ging. De isobaren van de sturende depressie vormden een lange glijbaan naar de kusten van de Lage Landen. Lange tijd stond de stormachtige wind uit nagenoeg eenzelfde richting over een relatief lang traject vanuit het noordwesten. Hierdoor ontstond niet alleen een hoger waterniveau (opwaaien), maar ook hoge golven.

Met genoeg ervaring kan een schipper uit de waarnemingen van de golfhoogte een idee vormen wat betreft de uitstaande windkracht van het ogenblik (zie ook fotoreportage bij de rubriek Beaufort Schaal).

Verschil zeegang en deining Zeegang is het gevolg van het proces zoals hierboven beschreven, m.a.w. de golfvorming onder invloed van de wind. Deining zou je kunnen omschrijven als 'getransporteerde zeegang': een windveld op een andere locatie heeft golven aangemaakt, welke dan vervolgens doorheen het water (uiterst langzaam energie verliezend) onze kant zijn opgekomen. Je kan dus best op een mooie dag, met nauwelijks wind, geconfronteerd worden met deining, aangezien het niet meer gerelateerd is aan wind. Meestal gaat deining gepaard met een lange golflengte in verhouding tot de golfhoogte. Deining kan gemakkelijk een duizendtal of meer kilometers ver weg gegenereerd zijn! Wat we in de praktijk golven noemen zal meestal een combinatie zijn van zeegang en deining.

Enkele fysische bijzonderheden rond golven:

  • De golflengte (L): de horizontale afstand in m tussen twee opeenvolgende golftoppen, of tussen twee opeenvolgende -dalen.
  • De periode (T): de tijd in s tussen de passage van twee golftoppen of -dalen, gemeten op een vast punt.
  • De snelheid (C) van de golf, ofwel de snelheid in knopen waarmee een golftop verder beweegt.
  • De hoogte (H) van de golf, ofwel de vertikale aftand in m tussen golftop en -dal.

De steilheid van een golf is de verhouding van de hoogte H tot de lengte L. Is deze verhouding ongeveer 13 tot 1, dan zal de golf breken.

wordt vervolgd, of ook niet