Afdrukken
Hits: 5519

Levkas. Meganisi. Het zijn namen die doen dromen. Zonnige foto’s met heerlijke ankerbaaien, helblauw water, taferelen van tussen vissen snorkelende mensen en gezellige bbq’s op het strand, schaars gekleed vrouwelijk schoon en lachende kinderen. Wij zijn duidelijk op het verkeerde moment hier aanbeland. Loodgrijze wolken pakken samen aan de horizon als we naar het Levkas-kanaal varen. Onder dat loden deken onze geplande ankerbaai.

De wind is gaan liggen en een flauw zonnetje doet haar best ons te doen geloven dat de ronkende namen hun reputatie terecht hebben verdiend. Het duurt lang eer ik doorheb hoe de ingang van het kanaal bereikt kan worden. Aanvankelijk zie ik enkel hard zand van het vaste land. Waar is de ingang? Waar is de draaibrug? Eindelijk wordt het duidelijk. Of toch niet. Wat doen al die rode boeien daar? Ze lijken willekeurig overboord gekieperd door een dronken Griek en ik kan dan ook geen patroon ontdekken. Ergens tussenin dan maar.

 

 

Voor de brug liggen enkele lokale vissersbootjes tegen de kade hun netten te schikken. Op de kant, aan de voet van het vervallen fort, ligt vergane glorie in de vorm van een houten gebroken romp en half dek. Alles straalt een enorme rust uit en het kwartiertje toertjesdraaien verveelt geen seconde. Het kanaal blijkt met momenten een pareltje te zijn. Prachtige natuur met honderden aalscholvers en zilverreigers, gammel opgetrokken visserhuisjes met afgepeigerde bootjes aan een steiger, moerassige oevers die overgaan in bewerkte velden omzoomd met herfstige bomen en dan plots een open stinkend stort, uitlopend in het water. Het contrast kan niet groter zijn.

 

 

Het begint te schemeren als we Meganisi bereiken en na een felle regenbui Ormos Kapali indraaien. Het is zoeken naar een ankerplek. De Heikell-pilot geeft goede houdkracht eens het anker zich door het zeegras en wier heeft weten te graven. We proberen het twee keer en falen jammerlijk. De bodem is niet te zien en onze Rocna haalt telkens als een schup 20kg zeegras mee omhoog. Bovendien is het meer dan 10m diep tot vlak bij de kant. Met de donkere regenwolken boven ons hoofd hebben we het graag wat vaster dan gewoon voldoende… In een andere inham ontdekken wij een kleine steiger onderaan een vakantiehuis, helaas enkel geschikt om met een bijbootje aan te leggen. Gelukkig blijkt het hier minder diep en vooral zonder zeegras. Het anker graaft zich netjes in en omdat we zo dicht bij de kant liggen, maken wij achter een lijn vast aan een oude olijfboom.

 

 

Het worden twee regendagen. Een verkenningstocht maakt duidelijk dat Meganisi resoluut kiest voor het geld; bulldozers schrapen wegen als littekens door eeuwenoude olijfgaarden en vakantiewoningen krijgen de kans het landschap voorgoed te vernielen. Laten we hopen dat het niet zo’n vaart loopt nu het land in een diepe crisis zit.

Tijdens het avondeten worden wij vol getroffen door een katabatische wind die fluitend door het want de boot stevig opzij zet. De ankerketting spant zich met een ruk snaarstrak en dan voel ik dat we aan de grond zitten. Dat kan alleen maar met het roer zijn… Een halfuurtje later is alles weer muisstil, geen zuchtje wind. Met wat kunst en vliegwerk brengen we nog een lijn uit, helemaal naar de andere kant, en maken vast aan een jonge eik. Onderwater ziet het tipje van het roer spierwit. Daar is de antifouling afgeschuurd en komt de epoxy piepen. Later blijkt dat er amper een kras opgekomen is. Ik ben blij het roer bij het begin van onze reis stevig onderhanden te hebben genomen!

’s Morgens vroeg horen wij het tuffende geluid van een vissersboot. Een lijn achter zich aanslepend, hoopt een grijsaard in zijn kleine drijvende sloep wat te vangen. Het blijkt octopus te zijn. Eenmaal de buit binnen, draait hij de kop binnenstebuiten en begint minutenlang met het dier op de rand van zijn boot te kloppen. Als hij eindelijk overtuigd is dat het vlees nu wel mals zal zijn, zet hij onverstoorbaar zijn weg voort. Een wandeling door eeuwenoude olijfgaarden, een grijze visser… meer valt hier voor ons niet te beleven en we zijn dan ook blij als eindelijk de zon weer doorbreekt.

 

 

We zetten koers naar het amper 25 mijl verder gelegen Nisis Petalas, een hoog rotsig eiland omgeven door drijvende viskwekerijen. Het is volstrekt windstil. Onderweg bakt onze dochter een brood terwijl ik in bloot bovenlijf puffend van de warmte onze weg zoek tussen de tientallen eilandjes. De ankerbaai is ruim en de bodem loopt zeer langzaam op zodat wij ver kunnen doorvaren en uiteindelijk in amper 3m water ons anker in het zand laten vallen.

 

 

De rust overvalt ons. De omgeving is prachtig, het oliegladde water diepblauw en het eiland lijkt oninneembaar met vijandig uitziende rotsen en stekelige planten. We zijn reeds gespot door enkele wilde geiten die ons nieuwsgierig en verbaasd opnemen. Tijdens een moeilijke ruige wandeling, na een niet zonder schram of stoot landing met de bijboot, komen wij tot onze verwondering een landschildpad tegen! Die hadden wij hier niet verwacht! Spontaan krijgt zij groot respect dat ze in deze moeilijk toegankelijke omgeving rond kan lopen.

Het wordt een onvoorstelbaar stille en donkere nacht. Eindelijk zien we nog eens een échte sterrenhemel met felle melkweg.

 

 

Het laatste internetweerbericht is ondertussen een dag of vijf oud. Aangezien het half december is, kunnen we niet rekenen op vast of voorspelbaar weer. Tijd om meer bewoonde oorden op te zoeken. Killini lijkt een drukkere ferryhaven, dus dat valt af. Verder naar het zuiden ligt Katakolon, een weinig aantrekkelijke haven in een al even weinig aantrekkelijke omgeving, maar wel een goede tussenstop op weg naar Pilos. Het zal een langere tocht worden van 55 mijl zodat we vroeg moeten vertrekken willen we niet in het pikdonker aankomen.

Zon en wolken wisselen elkaar in hoog tempo af. De wind neemt toe en zit pal tegen. Motorzeilend komen we in het donker aan. We zijn moe en hebben het fris. In plaats van in de marina te gaan liggen, leggen we aan op de plaats voor cruiseschepen. Niet veel later staat er een man naast de boot. Daar gaan we het hebben, denk ik nog, maar deze persoon kijkt eens over zijn linkerschouder, dan over zijn rechter en biedt ons mandarijnen, wijn, confituur en weet ik wat allemaal te koop aan. Nu goed, doe maar de mandarijnen en de wijn, dat gaat er altijd wel in. Het zal ons berouwen. De wijn is van het kaliber om meteen als vinaigrette te gebruiken en de mandarijnen lijken in zeven haasten uit iemands tuin te zijn geplukt en zijn gekneusd en deels reeds gepeld. Mijn vrouw is erg ontgoocheld, ik kan er de lol wel van inzien. Laten we het maar als ontwikkelingshulp beschouwen.

Rondwandelend over de kade en door het dorp is er niets dat ons kan bekoren. Toch zou het hier in de zomermaanden druk zijn aan het strand. Nu ja, vroeg in bed, want ook morgen staat 55 mijl op het programma.

Bij het buitenvaren gaat het al wat mis; gewoon tijdens het binnenhalen van de fenders voelt mijn vrouw zeeziekte opkomen. Ze zit de rest van de trip wat sip in de kuip en heeft niet veel fut. Net nu het weer niet wil meewerken: het is grijs en kil, er staat een goede 24 knopen wind en de twee meter hoge deining van opzij is niet in verhouding tot de windkracht. Het wordt sturen op de hand. Een saaie vermoeiende dag waarbij we rollen, steunen en kreunen. Bij het ronden van een eilandje gok ik verkeerd en kies de kant waar hogere deining blijkt te staan. Het wordt er niet comfortabelere op. Net als vrouw en dochter zeggen dat het niet leuk meer is, zie ik een vliegende vis uit de golven opstijgen en na een duikvlucht van enkele meters verdwijnen in het bruisende nat. Mijn laaiend enthousiasme kan ik niet overbrengen op mijn bemanning.

 

 

En daar blijft het niet bij… In de pilot heb ik gelezen en op de kaart heb ik gezien dat bij het aanvaren van Pilos een ruïne van een fort aan de rechterkant op een heuvel staat. Als wij eindelijk een fort in het zicht krijgen, verleg ik onze koers. De wind is nog wat toegenomen tot een vlagerige 30 knopen, het is grijs en nevelig en ik ben blij als de deining achterop komt. We surfen snel op ons doel af en likkebaarden bij de gedachten aan een aperitiefje. Nog even en het is voorbij.

Naarmate we dichter komen, zie ik de golven voor de haveningang hoger worden en het schuimen van de branding toenemen. Snel overloop ik de aanwijzingen uit de pilot, overdenk ik de kaart, bekijk ik het fort op de rechter heuvel. Alles lijkt te kloppen. Mijn hersenen schreeuwen echter dat wij hier niet naar binnen gaan!

“Schattie, wil jij binnen op de plotter eens kijken waar we juist zitten? Let goed op het fort aan de rechterkant van de haven”. Met de moed der wanhoop daalt mijn vrouw de kajuit in om half misselijk naar die plotter te kijken. Als ze wittekes terug in de kuip neerzijgt en net niet overgeeft, zegt ze: “Ik kon het niet goed zien, maar ik denk dat we goed zitten…”

“Heb je de ruïne op de kaart gezien?”

“Ja, ik denk het wel, er was een ruïne.”

We varen nog wat in dezelfde richting tot ik het niet langer kan uithouden en haar met enkele instructies even het roer laat overnemen. Ik duik naar beneden, druk snel “zoek schip” op de plotter en merk dat wij de zeer kleine en zeer ondiepe baai aansturen die net voor de haveningang van Pilos ligt. Prachtig ankerplekje bij goed en weer met mooi zicht op de ruïnes, maar nu met metershoge branding een zekere stranding en vernieling van ons bootje! Net iets verderop de haveningang van Pilos, met ruïne en al netjes aan de rechterkant. “Godver…” Snel neem ik het roer over en verleg de koers negentig graden. Deining dreunt weer opzij. Schijnbare wind neemt plots toe. We zitten al veel te dicht bij de rotsige kust waarop de deining zich te pletter loopt en een spectaculair schouwspel toont van schuimen, bruisen en spuiten. Ik stuur hoger aan de wind om afstand te nemen, trim nauwgezet de zeilen en vloek hartsgrondig over mijn fout. Wie stuurt nu een zeeziek bemanningslid om de positie te checken? Waarom heb ik geen waypoint ingesteld op de haveningang? Nu ja, dit doe ik eigenlijk nooit… Waarom heb ik beide ruïnes niet opgemerkt dan? Ik herinner gelezen te hebben over de ankerbaai, hoe mooi het is en wat een prachtig strand verborgen ligt achter de smalle ingang.

Het worden 2 pittige mijlen waarbij zoals het hoort een andere ruïne van een ander fort opduikt aan de rechterkant van de haveningang. De deining loopt recht naar binnen, hoge golven rollen snel achter elkaar en botsen op de nauwe doorgang om zo verwarrende zijwaartse rimpelingen te maken. Het wordt gijpen net voor het binnendraaien. Het zeil is reeds gereefd. Ik zet de motor in stand-by. Even is er een kriebeling in de buik als we worden opgetild, maar het moment van gijpen is goed gekozen en zonder verdere problemen zeilen we de grote en erg beschutte Navarinou-baai binnen. Golven en deining worden plots minder. Bekaf draaien we de haven in om te worden verwelkomd door een wirwar aan kleine vissersbootjes, achtergelaten wereldzeilers en onderkomen plezierjachten. Er is niet veel plaats over. Of er lopen zoveel lijnen onder water dat we het niet riskeren om aan te leggen. Frank kiezen we een plek achter een grote vissersboot, tegen een ruwe betonnen kade met roestige bolders. Niet veel later is het donker en kruipen we moe in onze bedjes. Van aperitieven is niet veel in huis gekomen.

 

 

’s Morgens kijken we eens goed rond en trachten te ontdekken waar de Europese subsidies van ettelijke honderdduizenden euro’s naartoe zijn gegaan. Volgens de pilot is de haven in 2007 volledig vernieuwd en zou het voorzien worden van alle moderne gemakken. Verder dan een betonnen kade zijn ze blijkbaar niet geraakt. Een aanzet tot havenkantoor met roestig uitstekende betonijzers staat er beklad bij, terwijl om de twintig meter voorzieningen zijn getroffen voor water en elektriciteit. Een aansluiting hebben ze echter nooit gekregen, een stopcontact is nooit gemonteerd, de tellers staan na al die jaren nog steeds op nul. Wat ooit mooie bolders waren, zijn nu weggeroeste stompjes. Inventief als de Grieken zijn, hebben ze hier en daar gaten door de betonnen steiger gekapt om de wapening bloot te leggen en daaraan hun schamel bootje vast te leggen. Een lekkend olievat verliest langzaam zijn inhoud in het havenwater.

 

 

Het is de zoveelste keer dat wij geconfronteerd worden met de weggegooide Europese miljoenen. In Italië leek elke haven wel iets gekregen te hebben. Geen idee waarin het geïnvesteerd is. En ook vele Griekse havens pronken fier met hun blauw Europees plaatje om de geldstroom in de kijker te zetten. Spijtig genoeg is alleen het plaatje zichtbaar…

We vinden een waterkraan aan de openbare toiletten een kleine honderd meter verderop en sleuren af en aan met bidons. We worden vriendelijk en geamuseerd gadegeslagen en met een heel open houding ontvangen. Grieken zijn verzot op honden en ook onze kleine dochter met haar blonde kopje doet menig harten smelten. Wij voelen ons dan ook meteen thuis.

Tijdens een verkenningstocht komen we het bureau van de Port Police tegen; de deur is gesloten en wijselijk kijken we niet naar de openingsuren. Als wij twee dagen later het enige elektriciteits- en waterpunt in de haven zelf ontdekken, blijkt dit uiteraard juist aan de patrouilleboot van de Port Police te zijn. We gaan vanaf dan vrolijk daar water halen en zeggen vriendelijk goedendag als ze lui opkijken. Ze laten ons gedurende het hele verblijf, dat door uiterst slecht weer tien dagen zal duren, met rust. Zo hebben wij het graag. En zij blijkbaar ook.

 

 

Pilos kruipt tegen een heuvel op aan de mooie natuurlijke haven Ormos Navarinou en is omgeven door een ruig landschap en lage kust. Vooral het indraaien van deze baai is met de spectaculair uitgesleten puntige rotsen en rotsbogen een verademing na het deinen op zee en reden tot verwondering.

 

 

Het sympathieke stadje zelf is gebouwd rond een groot vierkant plein, omringd met taverna’s en kleine winkeltjes en omzoomd door schaduwgevende bomen waaronder steeds wat te beleven valt. Hier en daar een gedenksteen en een kanon om de onafhankelijkheidszeeslag tegen de Turken niet te vergeten. Een groot fort, ooit gebouwd door de Venetianen en in de 15de eeuw verder uitvergroot door de Turken, kleeft tegen de westelijke oever. Centraal hierin een kleine moskee die onder andere invloeden op haar beurt een kerk diende te worden. Als we voor de poort wat naar binnen staan te gluren, worden we gewenkt door mensen aan een loket. “Loop maar door. Nee, je moet nu niet betalen, het is winter, normaal zijn we gesloten. En ja, de hond mag gerust mee naar binnen. Het museum is wel dicht.” De zachtjes vallende regen past perfect bij de sfeer. De moskee staat in de steigers, en wij vermoeden dat dit nog wel enkele jaren zo zal blijven, maar grote stukken van het fort zijn zeer goed bewaard gebleven en de omvang maakt behoorlijk wat indruk op ons. Op de terugweg ontdekken we een weinig bij de tijds speeltuigje, maar dat kan de pret niet bederven. Beroepshalve vraagt mijn vrouw zich af hoe het met de veiligheidsvoorschriften zit.

 

 

Het weer wordt met de dag slechter. “Hotel Philip” heeft een onbeveiligde wifi waar we aan boord dankbaar gebruik van maken. De binnengehaalde weerkaarten doen ons gruwelen. Meer dan 5m hoge golven beuken buiten tegen de rotsen. De deining is tot hier te voelen, de windvlagen doen de boot hellen en de zware donkere onweerswolken doen de toch al korte dagen nog korter lijken.

 

 

Die avond zinkt een kleine boot en hangt 's morgens mistroostig aan een lijn nog net met de boeg boven water. We zijn blij met de blazende kachel, knutselen kerstkaartjes en –versiering, kruipen gezellig onder een deken en maken veel schoolwerk met onze zesjarige. Het is heerlijk om haar te leren lezen en cijferen, te zien worstelen met letters en getallen, voldaan te zien glunderen als het lukt. Momenten om te koesteren!

Tijdens het uitlaten van de hond merk ik een kleine blauwe zeilboot die ruw tegen de betonnen kade ligt te bonken. Ik verhang de fenders en knoop de meerlijnen anders. Iemand op een brommer spreekt mij aan en wil weten wat ik doe en of het mijn boot is. Met handen en voeten leg ik uit wat er gebeurd is. Hmhm, hij kijkt bedenkelijk, zoekt woorden die hij niet vindt en zegt dan: “you see man boat, you tell come to Port Police.” Uiteraard beloof ik plechtig dit te zullen doen, ondertussen de bedenking makend dat wijzelf nog niet naar de Port Police geweest zijn. Ze laten ons met rust en dit kleine opdondertje zou zich moeten melden? Komt het door de kerstsfeer? Of het idee dat een eenvoudig gezin met jong kind en dito hond in dit vuile weer op pad is? We wekken sympathie, worden geregeld aangesproken of toegelachen, bekeken en becommentarieerd.

’s Morgens worden we gewekt door een hels kabaal. Suffend onder de dekens kan ik het niet thuisbrengen. Mijn vrouw, altijd wat nieuwsgieriger, kruipt vanonder de wol, kijkt door het luik naar buiten en roept enthousiast dat we moeten komen zien. Honderdduizenden spreeuwen vliegen in één grote turbulentie schijnbaar kriskras door elkaar, vormen een donkere verticale wolkenzuil hoog de lucht in en schieten dan en masse tussen de masten naar beneden om luid kwetterend, klikkend en fluitend te verdwijnen tussen de huizen. Geweldig!

 

 

In onze pyjama met onze slaapkopjes worden we lachend gadegeslagen door een oude Griek. Elke dag komt hij naar zijn grote houten vissersboot om de pompen aan te zetten die de boot behoeden voor afzinken. “Krio krio”, lacht hij, ondertussen zijn armen om zijn lijf slagend om aan te tonen dat het koud is. We zwaaien en duiken snel de warme kajuit in.

De dagen gaan gezapig voorbij, zoals het in een kerstvakantie hoort te gaan. Onze boot is versierd met vlaggetjes, overal staan kerstbomen en een fanfare verkleed als kerstmannen loopt luid blazend door de straten. Welke winkel wij ook binnengaan, overal krijgen wij extra’s in de vorm van heerlijke koekjes. Wat een lieve mensen toch! Zo komen we een keer bij een slager terecht in een achterafstraatje. Een zeer kleine slagerij, amper vier bij vier, met een mini toogje waarin enkele stukken vlees liggen. Centraal in de slagerij een groot massief rond kapblok. Achteraan een oude man en vrouw, verbaasd dat er toeristen zijn. Zij staan er wat verlegen bij, wij kijken geïnteresseerd rond, zoeken naar vlees dat er herkenbaar uitziet en vragen dan: “Arnaki?” Brede lach. Je moet maar één woord Grieks praten en ze zijn gecharmeerd. Nee, dat is geen lam, dat is varken. Maar geen probleem, de koeltoog wordt opengetrokken, de man verdwijnt enkele tellen uit het zicht en komt terug met een volledig lam over zijn schouder. Met een vlotte beweging hangt hij het dier op zijn kop aan een poot, achillespees door een vleeshaak, neemt een behoorlijk uit de kluiten gewassen kapmes en begint het beest overlangs in twee te kappen. De wervelkolom splijt netjes door tot aan de kop. Vol bewondering staan wij te kijken, mijn dochter met ogen zo groot als ondertasjes, hoe hij de schamele zes lamskoteletten voor ons klaarmaakt. Verser kan niet. Hij heeft het lam net niet voor onze ogen geslacht! En ook nu weer tonen ze hun gulle kant en voegen er drie gekruide worsten aan toe. Zomaar. En wat zijn die lekker!

Kerstkaartjes, brieven en enkele cadeautjes gaan op de post. Ze zullen met Pasen aankomen… Blijkbaar gebruik je buiten het seizoen beter de postbus aan het kantoor en niet op het marktplein. Op kerstdag vieren we uitgebreid mijn veertigste verjaardag. Na een laatste regenbui kondigt een mooi weergat van drie dagen zich aan. Als we verder willen geraken dan is dit het moment om te vertrekken. Alles wordt zeevast gesjord en na de laatste inkopen nemen wij dankbaar afscheid van een zeer gastvrij stadje: Pilos.

Login om te antwoorden